|
|
Welkom
in Andel
gemeente
Woudrichem
Het dorp Andel (Brabants: Ael) ligt in het rivierengebied
in het
Land van Heusden en Altena. Voorheen (tot
1812) behoorde het tot Zuid-Holland, maar tegenwoordig
tot Noord-Brabant. Andel is deel van de gemeente
Woudrichem. Het dorp is ontstaan op de oeverwal
van de rivier de Alm, maar ligt door veranderingen
van de rivierenloop tegenwoordig aan de afgedamde
Maas. Het dorp is bekend vanwege de dam in
de Maas en de eringelegen "Andelse sluis".
Het opvallendste gebouw is ongetwijfeld de 14e
eeuwse Romboutstoren met zijn karakteristieke
bakstenen spits.
Oude herbergen
In het verleden is er in de
Nederlanden langs wegen en vaarten een uitgebreid
netwerk van herbergen
ontstaan. Ze boden de reiziger de mogelijkheid
tot overnachting, verpozing en het gebruik van
een maaltijd. Langs de doorgaande wegen bedroeg
de afstand van de ene naar de andere herberg vaak
niet meer dan tien kilometer. Ook Andel had binnen
zijn grenzen in het verleden in ieder geval twee
van zulke logementen: zo is daar op de eerste
plaats het veerhuis De Zwaan bij het veer Andel
- Poederoijen. Gebruikers van dit pontveer alsmede
de passagiers van de beurtschippers van Heusden
en 's-Hertogenbosch naar het westen van Holland
en vice versa, vonden hier onderdak. Dit huis,
waar een fraai vroeg-19e-eeuws uithangbord aan
de gevel prijkt, is gelegen in een kronkel van
de Maasdijk ten zuidoosten van het dorp en werd
al in 1759 vermeld. Daarnaast is er nog sprake
van de herberg De Rib, gelegen ten noordoosten
van de dorpskern van Opandel. Deze herberg kan
bogen op een nog veel hogere ouderdom. Reeds in
1527 wordt vermeld dat soldaten uit 's-Hertogenbosch
zich ophouden "aen de Ribbe" te Andel.[3]
In 1559 werd er ene Elisabeth Pietersdr. genoemd
als waardin van deze herberg. In De Rib ging het
er echter niet altijd even gemoedelijk aan toe.
Uit de archieven blijkt dat in deze herberg met
de regelmaat van de klok vechtpartijen plaatsvonden;
op 17 augustus 1728 liep een handgemeen echter
zodanig uit de hand dat er een dode te betreuren
viel. Een zekere Arien Starkenborg werd door Cornelis
van Dam, een Andelse kleermaker,
met een 'bloot mes' in de borst gestoken en stierf
kort daarop. De dader werd bij de kraag gevat
en ter dood veroordeeld. Op een schavot voor het
stadhuis
van Woudrichem werd hij enkele weken na zijn
veroordeling door de beul uit Dordrecht, die het
Land van Altena tot zijn werkgebied mocht rekenen,
onthoofd.
|
|
|
|